Trrrrrrrrrrrrrrrr: we hebben beet! Bij het eerste ochtendgloren heb ik de hengel uitgegooid in de veronderstelling dat vissen nog niet goed wakker zijn en happen in plaats van vragen stellen wanneer ze dit nepontbijtje langs zien komen. So far so good. De kans om te kijken wat ik waard ben als visser zorgt dat het jagersinstinct in me naar boven komt.

Jet ziet op slag een heel nieuwe kant van me en helpt bij het aangeven van het wapenarsenaal: sterke drank voor in de kieuwen, messen, plastic zakjes, een grote pan.

Drie jaar na het krijgen van deze hengel en vele fantasieën later is het éindelijk zo ver: zelf een mahi mahi binnenhalen, doodmaken, schoonmaken en fileren. Als dit alles lukt lach ik van oor tot oor. Officieel in staat om m’n eigen vis op de plank te krijgen!

Heel trots als Rolf en Tim voor hun wacht komen: van de ravage op het achterdek is niets meer te zien en de mahi mahi ligt in de koelkast. We genieten 1,5 dag van vissoep, sashimi en gebakken filets.

Het weer is rustig en vooruitzichten prima.  Het is lichtweer zeilen geblazen:

Rolf en Jet zijn gedreven en handig om zo lang mogelijk te blijven zeilen waardoor we de motor tot nu toe nauwelijks gebruiken. Ik roep veel dat ik dit liever heb dan de fronten en depressies die je hier normaal gesproken kunt verwachten. Terecht wordt ik er dagelijks ook op gewezen dat we er nog niet zijn en ik dus niet te vroeg mag juichen.

Daarnaast geniet ik van de veranderende temperatuur: waar we eerst nog plakkerig van het zweet naar boven kwamen hebben we nu warme kleding aan. De dekbedden zijn al gepakt en er wordt zelfs met sokken aan geslapen…

De stemming aan boord is goed: gelegenheid om feestjes te vieren is er volop, de wil om feestjes te maken eveneens. Erg geslaagd was ‘t ‘we zijn halverwege feestje’, compleet met slingers, ballonnen, vlaggen en bananenijs. Ook de ‘tijdreislunch’ was bijzonder, waarbij met veel aandacht de klok een uur vooruit ging. Zoals te verwachten valt zijn de voorbereidingen in volle gang om een bevrijdingsfestival in de steigers te zetten.

10 dagen met z’n vieren op een boot verandert m’n omgevingsbeleving in een grappig opzicht: ik merk dat mijn dromen zich letterlijk meer beperken tot wat zich in, op of rond de boot afspeelt. Daarnaast vinden we met elkaar nieuwe spreekwoorden en eigen scheepstermen uit, zou dat bij een nog langere reis een eigen taal worden?

Interessant dus om te bedenken wat er gebeurt als we weer land zien: waar gaan we dan over dromen? En begrijpen de landmensen nog waar we het over hebben?