De wasmachine- en drogerruimte in Point a Pitre is lawaaig. De fransman en ik leggen het eerste contact met vriendelijke knikjes en lachjes. Frans in de herrie, altijd lastig. Buiten stel ik hem de gebruikelijke vraag in mijn fonetische frans: é votre plan? Lundi zegt íe. Het is mij duidelijk dat de man dan zijn oversteek start. Zijn we hier allemaal mee bezig. “Wat is de ideale startdag voor het stuk terug, door de Engelsen over The Pond genoemd?”. Je kan hooguit een week vooruitkijken en we zitten volgens de pilot nog te vroeg in het seizoen. Van de US eastcoast komen deze maand nog stevige depressies onderweg graag roet in je eten gooien. Wil je niet, ook een 60 voeter blijkt dan heel klein.

Sfeer op onze verstreksteiger; aangename spanning voelbaar, veel geloop en onderling gepraat, gesjouw met karretjes ruim gevuld met ongelooflijke hoeveelheden boodschappen en andere voorraden, olieverversen, filters wisselen, bootshops aflopen, locale technische mannetjes lopen af en aan voor de laatste reparaties en last minute bootverbeteringen, in masten hangen andere mannetjes (vaak vrouwen trouwens) verstaging te checken, Duitsers maken s’nachts enorme ruzie, prachtige yogabuurvouw op het dek aan het oefenen, jonge afgetrainde spierbundels van plan solo in een soort opgevoerde Laser de oceaan over te vliegen (ter voorbereiding scherpe analysemakend van yogabuurvrouw) en wij: de schippertjes die voortdurend wolkenpatronen proberen te ontcijferen (niet de yogabuurvrouw natuurlijk).

Dat laatste (de wolkanalyse) is overigens volledig zinloos. Op de steiger zie je echt niet wat er op zee over een week aan de hand is. Denk dat het komt door de Vertrekkerstress die ik ook bij mij zelf ontwaar. Deze oversteek in deze periode kan veel lastiger verlopen dan de ´bos stro´ route heen.
Keuzestress over de alternatieven: (1) over Bermuda zoals de ouden dat deden; altijd prima windje, heel erg ver om, grote kans op extra bermudawachtligdagen om achter een goed frontje aan te kunnen zeilen; (2) direct op de Azoren zoals de profs op de charterboten dat nu doen; veel korter (maar altijd nog lang), meer kans op windstiltes dwars door het Azoren hoog, of als je pech hebt heel veel wind op de kop aan begin en einde. Onder het motto ‘een dag motor is een dag zonder storm’ kiezen we voor 2.

Hij gaat op Lundi dus, moet ik over nadenken. De fransman komt me ervaren over, wil in 1 keer het idioot lange stuk naar La Rochelle op een indrukwekkende 50 voets racer. Daarop zie ik hem dagelijks vlak voor een enorm beeldscherm met weerprogramma’s zitten. Urenlang. Weet vast waaríe het over heeft, dagelijks even met hem aanpappen onder “enocore Lundi? gemompel is vanaf nu het devies. Dat doe ik dus maar trouw, terwijl Jet, Tim en Toos in een huurautootje een bijzondere hoeveelheid boodschappen aanvoeren. Lundi, inderdaad, lijkt gunstig, ook voor ons.
Eerste week niet teveel wind, kunnen we we dus tegenin zeilen. Zo veel mogelijk ‘oost pakken’, proberen onder Cornell’s point (30N/40W) uit te komen om troepweer te vermijden (overigens niet gelukt) en daarna Noord. We maken Samedi en Dimanche alles gereed, zijn er klaar voor! De grabbag zit vol, de panieklijst met rolverdeling hangt naast het luik. We gaan. Lundi dus.

Dimancheavond loop ik nog ff langs mijn favorite Fransman: “Encore Lundi?”. “NONNONNON! nous partons Mardi!” GRRRR…… wat weet hij wat ik niet weet?

Rolf, Point a Pitre, april 2018